Politiek links in Nederland

‘’Linkse kerk’’ ‘’De linkse elite’’ dat zijn thermen die je rond het jaar 2011 hoort in Nederland. Ze zijn afkomstig van rechtse populisten, mensen die er heilig van overtuigd zijn dat politiek links een elitaire groep is van salonsocialisten en zakkenvullers. Ze wijzen dan vooral op de sociaal democratie in Nederland; die wordt vertegenwoordigd door de Partij van de Arbeid, de Socialistische Partij en GroenLinks.

De eerste linkse politieke partij in Nederland was de Sociaal Democratische Bond. Deze socialistische partij was opgericht door Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Hij was een predikant die de kant van de arbeidersklasse koos in de strijd tegen de heersende kapitalisten klasse.

Nieuwenhuis zag hoe de kerk haar positie misbruikte om de arbeiders over te halen om op rechtse partijen te stemmen. Leiders van de Katholieke en Protestantse kerken beweerde dat het kapitalisme goed was en dat men vooral op christelijke partijen moest stemmen.


Echter die partijen deden nauwelijks iets voor de arbeiders. De rijken en de kapitalisten kregen van de christenen genoeg steun. Nieuwenhuis verloor zijn vertrouwen in het christendom en werd atheïst. In 1881 werd hij leider van de Sociaal Democratische Bond. Hij pleitte voor stemrecht voor vrouwen en was vaak spreker. Dat viel niet goed bij de christelijke rechtse bourgeoisie.

Nieuwenhuis radicaliseerde en werd sociaal anarchist. Voor hem was de parlementaire democratie een bourgeoisie instrument en hij pleitte voor de socialistische revolutie. In 1887 werd hij opgesloten omdat hij kritiek had op koning Willem 3. Deze koning leefde als een aap, daarom noemde Nieuwenhuis hem koning Gorilla. Het beledigen van de koning was strafbaar en Nieuwenhuis werd opgesloten.
Toen hij vrij kwam pleitte hij voor een socialistische revolutie. In 1892 verklaarde de Sociaal Democratische Bond, dat het socialisme alleen te bereiken was via een revolutie en dat de monarchie en het kapitalisme d.m.v revolutionaire opstand vernietigd moest worden. De heersende klasse reageerde snel en verbood de partij.

Reformistische socialisten besloten om via parlementaire wegen het socialisme te bereiken. Deze reformisten stichtte in 1894 de Sociaal Democratische Arbeiders Partij. Ferdinand Domela Nieuwenhuis werd echter niet lid. Hij verdween van het politieke toneel, maar bleef tot zijn dood een overtuigde revolutionaire anarchist.

Met de oprichting van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij, had de Nederlandse arbeidersklasse een partij die het voor hun opnam. De partij was echter verdeeld. Je had de reformistische socialisten en de revolutionaire socialisten. De reformisten geloofde in de parlementaire democratie en wouden het socialisme via burgerlijke verkiezingen en coalities met progressieve burgerlijke partijen bereiken.

De revolutionair socialisten stonden dichter bij het marxisme. Ze vonden dat de arbeidersklasse in opstand moest komen en zo nodig met geweld de bourgeoisie verdrijven. Ze geloofde niet in de parlementaire democratie en waren voorstanders van een radendemocratie. 

Er waren veel debatten in de partij over de koers. Uiteindelijk wonnen de reformisten en in 1909 lieten reformistische leiders, de revolutionair socialisten uit de SDAP zetten. Deze revolutionair socialisten stichtte hun eigen partij. De Sociaal Democratische Partij werd de partij van de revolutionairen en hun leiders werden; David Joseph Wijnkoop en Willem van Ravesteyn.

De reformistische SDAP kwam onder bevel te staan van; Pieter Jelles Troelstra. Die stond in 1913 voor een dilemma. De SDAP had 18 zetels ( van de 100 ) gewonnen en had nu de mogelijkheid om een regering te vormen met de progressieve liberalen. Troelstra vond dat de burgerlijke partijen moesten regeren, aangezien die de meerderheid hadden in tweede kamer. De koningin ging akkoord, maar de partijen van het kapitalisme niet. Die vonden dat de liberalen en socialisten een kabinet moesten vormen.

Ondanks dat veel reformisten voor een kabinetsdeelname waren kwam die er niet. De SDAP weigerde om deel te nemen aan een burgerlijke regering. Dit kwam heel goed uit voor de antisocialistische; Anti Revolutionaire Partij ( protestantse christen democraten ). Ze beweerde dat de socialisten geen regeringsverantwoordelijkheid wouden en dat ze laf en onverantwoord waren. De SDAP verloor 3 van haar 18 zetels bij de verkiezingen van 1917, maar bleef toch populair onder de arbeiders.

Dat de SDAP niet in de regering kwam, zorgde ervoor dat de verrechtsing van de partij versnelde. De reformistische socialisten merkte dat ze nooit genoeg steun konden krijgen voor een meerderheid. Het beste resultaat voor de SDAP was 24 zetels. Compromissen moesten gemaakt worden riep de rechtse vleugel van de partij. Die roep werd na 1918 steeds sterker, toen bleek dat Troelstra zich flink had vergist in het Nederlandse volk. Dat was namelijk helemaal niet klaar voor een socialistische revolutie. Men liep niet achter de SDAP aan, maar bleef loyaal aan de koningin.

De revolutionair socialisten van de Sociaal Democratische Partij wonnen in 1918, hun eerste twee zetels voor de tweede kamer. Ze vochten een felle strijd tegen de reformistische socialisten die in verschillende gemeentes heulde met de bourgeoisie.
De SDAP was natuurlijk niet gediend van de kritieken der revolutionairen. Ze bestempelde de SDP als ‘’gewelddadig opstandelingen’’ die met geweld alle ‘’democratische’’ structuren in Nederland wouden vernietigen. 

Na de Russische Revolutie werd de SDP lid van de Communistische Internationale ( Komintern  ). Op bevel van de Komintern moest de SDP van naam veranderen. De Sociaal Democratische Partij kreeg de naam; Communistische Partij van Holland ( CPH ). De partij nam het democratisch centralisme aan als partijstructuur en het revolutionaire marxisme als ideologie.

Door haar steun aan Sovjet Rusland, werd de CPH als snel gehaat door de bourgeoisie. ‘’communistische bandieten’’ waren het volgens de christelijke partijen. ‘’Gewelddadig tuig’’ volgens de ‘’brave’’ burgerlijke reformistische socialisten. De communisten hadden veel vijanden in Nederland. De overheid hield ze scherp in de gaten. De leden van de CPH werden gediscrimineerd en vonden vaak alleen steun bij hun kameraden en bij hun eigen partij.

Er waren echter ook marxisten die kritisch waren over de Russische Revolutie. Anton Pannenkoek was een marxistische denker en een voorstander van de radendemocratie. In 1920 verliet hij de CPH omdat hij vond dat Lenin in Rusland, een dictatuur aan het opbouwen was. Pannenkoek kreeg een baan als astronoom ( d.m.v vriendjespolitiek ) en bemoeide zich nauwelijks met de arbeidersstrijd. Hij was een theoreticus en voelde weinig voor praktische handelingen.

Een andere groep communisten die in conflict kwam met de partijleiding waren de oorspronkelijke oprichters van de partij. David Joseph Wijnkoop verliet in 1925 de partij, maar keerde rond 1930 weer terug. Willem van Ravesteyn werd in 1927 geroyeerd door de nieuwe stalinistische partijleiding. Vanaf 1927 omarmde de CPH, net als alle andere communistische partijen, het socialisme in eigen land. Deze theorie werd de standaard doctrine van de Communistische Internationale genaamd; marxisme leninisme. Bedenker ervan was de nieuwe Sovjet leider; Joseph Stalin.

Stalin was in 1922 partijleider geworden en na de dood van Lenin, werd hij algemene leider van de Sovjet Unie. Stalin liet tussen 1924 en 1928 alle kritische communisten royeren. Via zijn handlangers in de Communistische Internationale, werden buitenlandse communistische partijen gedwongen om stalinistische richtlijnen te volgen.

Een groep rond de journalist; Henk Sneevliet splitste zich in 1927 af van de CPH. Sneevliet behoorde tot de trotskistische communisten en was zeer kritisch over de bureaucratisering van de Sovjet Unie. Hij stichtte de Revolutionair Socialistische Partij, een antistalinistische partij.

Sneevliet boekte succes en kreeg in 1933 een Kamerzetel. De RSP werd al snel gehaat door de stalinistische CPH en de sociaal democratische SDAP. Voor de SDAP was de RSP een kleine lastpost, die net als de CPH eropuit was om het ‘’democratische’’ Nederland kapot te maken. De stalinisten verzonnen leugens en onwaarheden over de trotskisten. Zo beweerde Moskou dat trotskisten geallieerden waren van het fascisme en dat ze samenwerkte met de bourgeoisie tegen de Sovjet-Unie.

De CPH was in 1935 een royale stalinistische partij geworden. Kritische communisten waren geroyeerd en de rest werd onder het motto ‘’democratisch centralisme’’ de mond gesnoerd. De partij hernoemde zich in CPN, Communistische Partij van Nederland. De CPN pleite in de jaren 30 voor de onafhankelijkheid van Nederlands Indie ( Indonesië ). Met uitzondering van de RSP was de CPN de enigste partij die voor de Indonesische onafhankelijkheid vocht. De gematigde SDAP sprak zich niet uit voor de onafhankelijkheid van de Nederlandse ‘’goudmijn’’ in het oosten.    

In 1936 begon de Spaanse burgeroorlog. De RSP van Henk Sneevliet steunde de Arbeiders Partij van de Marxistische Eenheid ( POUM ) een antistalinistische revolutionaire partij in Spanje. Toen die partij deel werd van de Republikeinse regering ( bestaande uit stalinisten en burgerlijke partijen ) kwam het tot een conflict tussen Sneevliet en Leon Trotsky. Die was namelijk fel tegen een regeringsdeelname van de POUM.

De Spaanse stalinisten tolereerde de POUM niet en maakte jacht op haar leden. Uiteindelijk wonnen de nationalisten van Franco, de Spaanse burgeroorlog en kreeg Spanje een fascistisch staatsbestuur. De POUM’s toetreding tot de republikeinse regering betekende haar einde. Na de val van het fascisme in Spanje werd de partij niet heropgericht.

In Nederland fuseerde de RSP en de OSP ( Onafhankelijke Socialistische Partij ) tot de Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij. De RSAP verloor haar Kamerzetel in 1937 en Henk Sneevliet werd gemeenteraadslid in Amsterdam. Toen de oorlog in 1940 uitbrak hernoemde de RSAP zich om in het Marx, Lenin, Luxemburg Front. Deze verzetsbeweging ging al vroeg in het verzet, terwijl de CPN tot 1941 zich minder met het verzet tegen het fascisme bemoeide.

Henk Sneevliet werd in 1942 opgepakt door de Duitsers. Samen met de leiding van het Marx, Lenin, Luxemburg Front werd hij geëxecuteerd. Daarmee kwam een einde aan het bestaan van de RSAP, ze werd na de oorlog niet meer heropgericht.

Tijdens de oorlog werkte de SDAP nauw samen met de burgerlijke verzetsbewegingen. De SDAP was in 1939 toegetreden tot de regering van de conservatieve; Dirk Jan de Geer. Socialer werd Nederland daar niet onder, de SDAP was onder gesteld aan de Rooms Katholieke Staatspartij, die enorm burgerlijk en conservatief was.

In mei 1940 vluchtte de regering naar Engeland, waar ze tot 1945 bleef. Na de oorlog hoopte de sociaal democraten op een meerderheid bij de tweede kamer verkiezingen. Maar alles bleef bij het oude. De Rooms Katholieke Staatspartij bleek de sterkste en won de meeste zetels. De SDAP besloot om te gaan fuseren met andere progressieve krachten. Ze fuseerde met linkse christenen en progressieve liberalen in 1945 tot de Partij van de Arbeid.

Deze nieuwe PvdA werd gedomineerd door reformistische sociaal democraten. De partij steunde de militaire acties van Nederland tegen Indonesische nationalisten. Het koste de partij veel moeite om de onafhankelijkheid van Indonesië te accepteren. De PvdA steunde het kapitalisme en maakte Nederland niet socialistisch. Toch lukte het PvdA leider Drees om in de jaren 50 een progressief beleid te voeren.

Na de oorlog bestond politiek links tot 1957 alleen uit de CPN en de PvdA. Linkse mensen moesten dus kiezen tussen sociaal democraten of stalinisten. De keus was snel gemaakt, men koos vaak voor de PvdA. De CPN kreeg nooit veel steun van de arbeiders die de PvdA zagen als hun partij. In 1957 kwam een derde linkse partij in het veld. De Pacifistische Socialistische Partij ( PSP ) bood een middenweg, tussen de sociaal democratie en het stalinisme.

De PSP was fel tegen de bewapening van Nederland en vocht bitter tegen nucleaire wapens en oorlog. Daarmee kwamen ze in conflict met de sociaal democraten, die juist Nederland wouden bewapenen tegen de ‘’dreiging’’ uit het oosten. Ook met de stalinisten had de PSP een slechte relatie. De PSP was tegen Moskou en dus een vijand van het stalinisme. De CPN weigerde om elke PSP motie te steunen.

In 1966 kwam Nieuw Links op. Nieuw Links bestond uit PvdA leden die vonden dat de partij wat linkser moest worden. Ook moest de partij de oost blok landen erkennen als landen en niet als marionetten van de Sovjet Unie. Nederland had de DDR namelijk niet erkend als zelfstandige natie. Na 1968 werd Nieuws Links een sterke kracht binnen de PvdA.

Nieuw Links won op het PvdA congres wat standpunten en de partij werd linkser. Natuurlijk waren de rechtse sociaal democraten woedend. Die besloten de PvdA te verlaten en stichtte; Democratisch Socialisten 70 ( DS70 ). De nieuwe sociaal democratische partij won 8 zetels bij de verkiezingen in 1971 en kwam in de burgerlijke regering.

De rechtse sociaal democraten van de Democratisch Socialisten 70, kregen echter conflicten met de burgerlijke partijen. In 1972 viel het kabinet, toen DS70 uit de regering stapte. Bij de volgende verkiezingen in 1972 verloor DS70 twee van haar 8 zetels. 

Democratisch Socialisten 70 was vooral anticommunistisch. Ze weigerde om het oost blok te erkennen en waren fel tegen de CPN en het marxisme. Anders dan de PvdA zat DS70 vol met sociaal democraten die veel compromissen wouden maken met de bourgeoisie. Het waren meestal oudere sociaal democraten die in de jaren 50 met Drees hadden gewerkt. Ze waren niet te spreken over de jongere PvdA leden, die te links waren en te revolutionair. DS70 kan vergelijkt worden met de PvdA van vandaag. De huidige PvdA in het jaar 2012 lijkt erg veel op DS70 en helemaal niet op de Partij van de Arbeid uit de jaren 60/70.

Het kabinet Den Uyl werd gevormd in 1973. PvdA leider Joop den Uyl werd minister president. Anders dan alle vorige kabinetten was Den Uyl zeer progressief en werd vaak neergezet als de ‘’rode premier’’. Toch was het kabinet Den Uyl niet zo links als men tegenwoordig denkt. Joop den Uyl redde de monarchie toen Prins Bernhard in opsprak kwam en durfde nooit echte stappen te nemen tegen het kapitalisme. Wel zorgde Den Uyl voor de oprichting van de verzorgingsstaat. De staat ging mensen eindelijk helpen, iets dat totaal onacceptabel was voor de liberalen die Den Uyl dan ook een ‘’Sinterklaas’’ noemde.

De Communistische Partij van Nederland won na 1945 redelijk wat zetels. Maar door het groeide anticommunisme kreeg de CPN een slecht imago. Zeker toen de Sovjet-Unie in 1953 de oost Duitse arbeidersopstand neersloeg. Helemaal woedend werd Nederland toen in 1956, de CPN het neerslaan van de Hongaarse opstand steunde. De partij verloor veel leden en werd volledig geïsoleerd. CPN’ers mochten niet spreken voor de radio en ze kregen geen zendtijd voor politieke partijen op TV. Doordat de partij gediscrimineerd werd, bemoeide zich de leden van de partij nauwelijks met andersdenkende.

Paul de Groot en Marcus Bakker waren de twee grote leiders van de CPN. Paul de Groot was een arbeider en een harde stalinist. Hij werd na 1945 partijleider en bleef dat tot 1966. Zijn regime was niet minder brutaal dan dat van andere stalinistische leiders. Critici werden monddood gemaakt en geroyeerd. Iedereen die Stalin beledigde kon door De Groot uit de partij gezet worden. Voor veel communisten was de CPN hun familie, dus tolereerde men het misdadige optreden van Paul de Groot uit angst voor royering uit de CPN familie.

Nadat Paul de Groot in 1966 de partij verliet werden Marcus Bakker, Henk Hoekstra en Joop Wolf de nieuwe CPN leiders. Paul de Groot had grote moeite met het sovjet regime na Stalin. Hij haatte de hervormingen in de Sovjet-Unie en het afschaven van de stalinistische persoonlijkheidscultus. Paul de Groot bleef tot 1977 erelid van de partij. Uiteindelijk werd hij opzij gezet en stierf eenzaam in 1986.

Het kabinet Den Uyl twee leek te komen. Maar de conservatieve christenen hadden genoeg van die ‘’rode’’ PvdA leider. Ze kozen voor een kabinet met de liberale VVD. De PvdA moest in de oppositie, ondanks het feit dat de partij de grootste was in de tweede kamer.

Dries van Aagt werd de nieuwe premier van Nederland. Hij was lid van het nieuwe Christelijk Democratisch Appél. Dit CDA was in 1977 opgericht als eenheidslijst tussen de christelijke politieke partijen. Leden van het CDA waren de Anti Revolutionaire Partij, de Christelijke Historische Unie en de Katholieke Volkspartij. Van Aagt 1 werd een centrum rechts kabinet. Men wou een begin maken aan het ‘’moderniseren’’ van de verzorgingsstaat en de sociale zekerheid.

Van Aagt maakte drie kabinetten onder zijn naam mee. In 1982 maakte hij plaats voor Ruud Lubbers. Deze CDA leider begon samen met de VVD plannen te maken voor de invoer van het neoliberalisme. Dit nieuwe liberalisme had twee belangrijke standpunten; 1 de markt is god en 2 concurrentie is koning. De staat moest zich niet meer met de economie bemoeien en de vrije markt moest zo veel mogelijk met rust gelaten worden.

Lubbers maakte ook drie kabinetten onder zijn naam mee. Hij bleef tot 1994 minister president. In 1989 viel het stalinisme in oost Europa en gaf daarmee het start signaal voor een massief antilinkse, antisocialistische campagne van rechtse partijen. ‘’Socialisme, heeft gefaald, het kapitalisme wint’’ brulden de kranten van het kapitalisme. De rechtse VVD en CDA speelde daar goed op in. Lubbers steunde de contrarevolutionaire bewegingen en was zeer goed te spreken over de rechtse regimes, die in 1990 gekozen werden in de voormalige stalinistische volksrepublieken.   

Voor de CPN betekende de jaren 1989-1991 het einde. Het kapitalisme kwam met een gigantisch anticommunistisch offensief. Iedereen kreeg te horen dat het marxisme mislukt was en dat het kapitalisme gewonnen had. Voor oudere CPN’ers kwam de ondergang van het ‘’reëel bestaande socialisme’’ als een klap in het hart. Echter de CPN van 1989 was niet meer de revolutionaire partij van vroeger. Jongere leden wouden af van de stalinistische dogma en het kritiekloos steunen van de partijleiding. Een sociaal democratische stroming ontwikkelde zich, die de CPN los wou rukken uit de marxistische leer.

De degeneratie van de CPN in een sociaal democratische partij begon in 1982. In dat jaar namen reformistische stalinisten de macht over. Orthodoxe stalinisten waren woedend en stichtte een oppositie fractie binnen de CPN. Dit was tot 1982 onmogelijk geweest omdat diezelfde stalinisten elke vorm van oppositie, altijd keihard neersloegen. Het is ironisch dat juist orthodoxe CPN’ers kritiek gingen leveren op het partijbestuur. Maar hun stem was een ego uit het verleden. De reformistische partijleiding wierp het marxisme leninisme in geheel overboord.

In 1989 besloot de partij om te gaan samenwerken met de PSP en PPR ( Politieke Partij Radicalen ). De PSP was ook gedegenereerd in een sociaal democratische partij en de PPR was een club van linkse christenen. Deze drie linkse sociaal democratische partijen verenigde zich in een eenheidslijst genaamd; GroenLinks.

GroenLinks werd meer dan alleen een eenheidslijst. In 1989 won de lijst 6 zetels bij de tweede kamer verkiezingen. GroenLinks werd een politieke partij. De CPN, PSP en PPR hieven zich in 1990 op. Daarmee kwam een einde aan het bestaan van de Communistische Partij van Nederland, de Pacifistische Socialistische Partij en de Politieke Partij Radicalen.

In 1994 kreeg Nederland een uniek kabinet. De Partij van de Arbeid en de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie ( VVD ) gingen in een kabinet. Niemand had gedacht dat de sociaal democraten en liberalen ooit met elkaar konden regeren. Maar het lukte, de PvdA liet haar socialistische idealen in de steek en accepteerde de neoliberale logica. Volgens PvdA leider; Wim Kok werd het tijd dat de PvdA afstand nam van het socialisme. Volgens hem waren de tijden van arbeidersstrijd voorbij. Met PvdA,VVD en D66 in de regering begonnen de tijden van het neoliberalisme. De VVD had al in de jaren 80 neoliberale plannen gemaakt, maar raakte toen in conflict met het CDA dat zo ver nog niet wou gaan.

Wim Kok wou echter wel meegaan met het neoliberalisme. De Spoorwegen, de Post en veel voormalige staatsbedrijven werden geprivatiseerd. Allemaal volgens de leugen dat de prijzen daardoor lager zouden worden. Toch won het kabinet weer een meerderheid bij de verkiezingen van 1998. Echter het idee dat de Partij van de Arbeid een arbeiderspartij was, die verging in de jaren 90 en maakte plaats voor haar concurrent; de SP.

Niemand had kunnen dromen dat een kleine maoïstische partij, de grootste concurrent van de PvdA zou worden. De Socialistische Partij was in 1971 gesticht als revolutionaire maoïstische partij. Maoïsme is vernoemd naar de Chinese leider Mao Zedong. Mao was de stalinistische leider van de Volksrepubliek China. In de jaren 60 was zijn revolutionaire versie van het stalinisme heel populair in het westen. Dat was vooral te danken aan de reformistische stalinisten, die minder nadruk gingen leggen op de revolutie.

In Nederland was de eerste maoïstische partij het; Marxistisch Leninistisch Centrum Nederland. Uiteindelijk splitste zich het MLCM op en een deel werd de Kommunistische Eenheidspartij Nederland. Daan Monjé was een KEN leider die uiteindelijk conflicten kreeg met andere maoïstische leiders. Hij stichtte in 1971 de SP en werd haar absolute leider. Net als de CPN was de SP een dogmatische partij. Monjé was een goede zakenman die marketing trucs ging gebruiken, om de propaganda van de SP te verkopen. Zo werd de partij de rijkste maoïstische groep van Nederland. Tegen 1980 was alleen de SP nog over als maoïstische partij.

Mao werd uiteindelijk ook niet meer almachtig voor de Socialistische Partij. Men zocht naar een Nederlandse versie van het marxisme leninisme ( stalinisme ). Er werd minder nadruk gelegd op dogmatisme en meer op actie en protesten. Daardoor won de SP langzaam steun. Vooral in Oss kreeg de partij steun dankzij de inzet van een charismatische jonge leider genaamd; Jan Marijnissen.     

Marijnissen was een hervormer, die meer nadruk legde op de praktijk dan op theorie. Hij kreeg daardoor het vertrouwen van veel mensen, omdat hij zo normaal was. Marijnissen was duidelijk en strijdvaardig. Hij kon goed debatteren en had veel weg van Marcus Bakker. Na de dood van Daan Monjé in 1986, werd Marijnissen SP leider. Onder zijn leiding brak de partij met het maoïsme en het revolutionaire marxisme in geheel. In 1994 won de SP twee zetels en kwamen Jan Marijnissen en Remi Poppe in de Tweede Kamer.

Toen de PvdA haar linkse idealen in de uitverkoop deed, sloeg de SP haar slag. Met harde woorden leverde de SP kritiek op het neoliberalisme en kreeg daardoor 6 zetels in 1998. Mensen begonnen de SP te zien als een alternatief op de PvdA en GroenLinks. Dat GroenLinks was namelijk meer een partij geworden voor linkse hoogopgeleiden. Van de arbeidersbasis die de CPN en de PSP ooit hadden was bij GroenLinks weinig te merken. In 2002 maakte GroenLinks een draai naar rechts. Femke Halsema werd de nieuwe partijleidster en sprak over een ‘’links’’ liberalisme. Hierdoor wordt GroenLinks soms met D66 vergeleken dat ook ‘’progressief’’ liberaal beweert te zijn.  

In 2001 begon een nieuw tijdperk. Het tijdperk van rechts populisme. Dat begon met de opkomst van de rechtse Pim Fortuyn. Mensen hadden het vertrouwen in de politiek verloren. Na vele jaren van neoliberaal beleid was men de politiek gaan zien als een elitair nest. Vooral de PvdA krijgt de schuld van alle ellende in het land. Fortuyn beweerde dat de politiek niets deed voor de gewone man en daar was de ‘’’linkse elite’’ schuldig aan. Partijen zoals de PvdA en GroenLinks waren volgens Fortuyn een elitair nest van salonsocialisten. Gelijk had hij wel. Want de PvdA leden waren niet meer de arbeiders van vroeger en ook GroenLinks leden behoorde niet tot de eenvoudige arbeidersklasse.

Door zijn populisme kreeg Fortuyn ook steun onder de arbeiders. Die waren de politiek van Wim Kok zat, ook de problemen met allochtone jongeren waren een oorzaak dat men Fortuyn ging steunen. De PvdA en haar coalitiepartner VVD, zagen echter niet wat Fortuyn wel zag. Ze waren zo ver van de gewone burger verwijderd dat ze Fortuyn aanvielen en beweerde dat hij een populistische gek was. Het politieke spel eindigde in een drama. Op 6 mei 2002 werd Pim Fortuyn door een radicale milieuactivist vermoord. Het was de eerste politieke moord sinds de moord op Willem van Orange. Mensen waren woedend en in shock. Het tijdperk van rechts populisme begon.   

De Lijst Pim Fortuyn won 26 zetels bij de tweede kamer verkiezingen in mei 2002. Mensen hadden zich laten leiden door hun emoties en ze stemde massaal op de rechtse LPF. De PvdA en VVD werden zwaar gestraft. De sociaal democraten verloren 22 zetels en de liberalen 14. Men noemde het een overwinning op de ‘’linkse kerk’’. Maar helemaal klopte dat niet, want de SP verhoogde haar zetel aantal naar 9.

De LPF bleek een bende hebzuchtige ondernemers en rechtse populisten, die elkaar niet uit konden staan. De LPF kwam in het eerste kabinet Balkenende, dat kabinet hield net 86 dagen stand. Door voordurende ruzies tussen LPF ministers gaf CDA leider; Jan Peter Balkenende na 86 dagen het kabinet op.

De volgende verkiezingen werden gehouden in 2003 en gaven de PvdA haar verloren zetels weer terug. De Pim Fortuyn revolutie was voorbij. Het CDA koos voor een neoliberaal kabinet met VVD en D66. De PvdA moest weer de oppositie in, de SP kon haar zetel winst niet verhogen en bleef bij 9 zetels.

Tot 2006 voerde het CDA, VVD en D66 neoliberale politiek. De woede onder de mensen groeide. Men was het neoliberalisme zat, maar alternatieven waren moeilijk te vinden. Aan de linkse kant was de SP, maar die werd neergezet als een ‘’ondemocratische’’ ‘’communistische’’ partij door de bourgeoisie media. Aan de rechter kant waren verschillende rechts populistische groepen en partijen. De meest opvallende was die van het ex-VVD Kamerlid; Geert Wilders.

Wilders was tot 2004 Kamerlid voor de VVD. In dat jaar werd de filmmaker en Islam criticus Theo van Gogh vermoord. Van Gogh was een man die de Islam niet kon uitstaan. Hij had een flinke hekel aan de dogma’s en de opvattingen van de Koran. Theo werd daarom gehaat door extremistische moslims. Samen met de ex-moslima Ayaan Hirsi Ali, maakte hij een film over hoe vrouwen behandeld worden door radicale moslims.

Theo van Gogh liet zijn mening duidelijk horen. Hij schrok er niet van terug om mensen te beledigen. Grof was hij wel eens en ook niet bepaald de meest sociale persoon. Uiteindelijk besloot een radicale moslim hem te vermoorden. Mohammed Bouyeri dode Theo van Gogh op 2 november 2004. Deze moord zorgde ervoor dat de kloof tussen moslims en niet moslims alleen maar groter werd. Anti-islamistische rechtse jongeren vielen islamitische scholen aan en moslim jongens begonnen zich nog asocialer te gedragen. Hierdoor won Geert Wilders bij de verkiezingen 6 zetels.

De verrechtsing van de sociaal democratie zorgde ervoor dat overal in Europa voormalige arbeiderspartijen, kapitalistische koersen gingen varen. Van de SPD in Duitsland, tot de PS in Frankrijk. Alle sociaal democratische partijen lieten het socialisme vallen. In Nederland liet de PvdA dat goed merken toen ze gingen samenwerken met de VVD.

De verkiezingen van 2006 brachten een grote overwinning voor de SP. De partij ging van 9 zetels naar 25 zetels. De media sprak van een aardverschuiving. De PvdA verloor 9 zetels en viel terug naar 33 zetels. Winnaars waren vooral de SP en de nieuwe Partij voor de Vrijheid van Geert Wilders.

Na de overwinning van de SP, hoopte veel Nederlanders op veranderingen. Jan Marijnissen wou dolgraag meeregeren met de burgerlijke partijen. Dit laat al duidelijk zien dat de SP geen revolutionaire partij was, maar een sociaal democratische partij die bereid was om idealen te offeren voor regeringsdeelname met kapitalistische partijen. Hoewel de SP bereid was om te gaan praten, hadden de PvdA en het CDA andere plannen.

Voor een vierde regering onder Balkenende hadden de sociaal democraten en christen democraten nog een derde partij nodig. Die derde partij mocht niet de SP zijn. Die was te links, dus kozen ze voor de gematigd christelijke; ChristenUnie. Zo kwam een neoliberaal kabinet onder de leiding van het CDA, PvdA en ChristenUnie. Sommige kranten riepen al dat dit een links kabinet was. Omdat zowel de PvdA als de ChristenUnie beweerde een linkse partij te zijn. Men merkte echter al snel dat er niets links te vinden was bij dit kabinet. De wensen van het grote geld werden uitgevoerd en men besloot om de oorlog in Afghanistan en Irak af te maken.

Dat de SP niet mee deed met de regering werd haar zwaar ten last gelegd. De burgerlijke kranten riepen dat de SP laf was en geen regeringsverantwoordelijkheid wou. Ook begon de media een offensief tegen de SP leiding die nog te ‘’stalinistisch’’ zou zijn. Hoewel bepaalde elementen van het bureaucratische centralisme nog bestaan binnen de SP, is de partij al jaren niet meer stalinistisch!

De negatieve media berichten versnelde de verrechtsing binnen de SP. Jan Marijnissen trad af als fractieleider en werd opgevolgd door Agnes Kant. Kant had echter niet het charisma van Marijnissen. Ze was meer een schreeuwende heks die niet geschikt was om de partij te leiden. Tijdens de Europese verkiezingen in 2009 kon de SP haar zetel aantal niet verhogen.

Met linkse nationalistische thermen hoopte de SP de mensen af te schrikken van Europa, maar dat faalde. In plaats van te pleiten voor een socialistisch Europa, pleitte de SP voor minder Europa en meer Nederland.

In 2010 trad Agnes Kant af als fractievoorzitter van de SP in de tweede kamer. Haar opvolger werd de charismatische leerkracht; Emile Roemer. Roemer had charisma, maar was ook een overtuigde reformistische socialist. Hij stelde alles in het werk om de SP in een centrumlinkse regering te krijgen.

Toen het vierde kabinet Balkenende viel pleitte Roemer voor een centrumlinkse regering. Maar de PvdA ging nauwelijks op zijn aanbod in. Ook GroenLinks vertrouwde de ‘’conservatieve’’ SP niet. De zogenaamde ‘’linkse’’ vrienden van de partij bleken helemaal niet zo links te zijn.  

De verkiezingen van 2010 waren een afstraffing voor de SP. De kiezer zag in de partij geen alternatief meer. De rechts populistische PVV won die verkiezingen en kreeg 24 zetels. Ook de neoliberale VVD won ten kosten van het CDA. De SP verloor 10 van haar 25 zetels. Dankzij Emile Roemer bleef het verlies beperkt tot 10 zetels. Maar het laat duidelijk zien dat met de reformistische koers de SP juist zetels verloren heeft.

Wat valt te concluderen uit de geschiedenis van politiek links in Nederland? Dat de sociaal democratie de arbeiders verraden heeft. De sociaal democratische partijen zijn hedendaags niet te onderscheiden van de kapitalistische partijen. Partijen zoals de PvdA in Nederland en SPD in Duitsland, zijn alleen nog in naam links en sociaal democratisch. Ze krijgen nu flinke concurrentie van linksere sociaal democratische formaties. Helaas maken die dezelfde fouten, ze willen het kapitalisme hervormen in plaats van afschaven. Dat is de zwakheid van politiek links.

De nieuwe linkse formaties in Europa blijven vastzitten in de sociaal democratische illusie, waarin compromissen en coalities met burgerlijke partijen noodzakelijk gesteld worden. Want anders zouden ze in de ogen van de kapitalistische media ‘’laf’’ zijn en geen ‘’verantwoordelijkheid’’ willen. De media zal altijd linkse partijen minachten, tot op het punt waarop ze het kapitalisme gaan steunen. Dat is wat ze al sinds 1881 doen. De media is niet de vriend van de socialisten, maar de propagandamachine van het kapitalisme. Revolutionair socialisme is nodig tegen sociaal democratisch verraad en bourgeoisie leugens! 

Strijd, Solidariteit, Socialisme

Strijd, Solidariteit, Socialisme