25 jaar geleden: De val van de Berlijnse Muur

Geschiedenis wordt bijna geheel door de overwinnaars geschreven. Vandaar dat talloze reportages, televisieprogramma´s en krantenartikels de handtekening dragen van de heersende kapitalistische klasse. Ze hebben het over het einde van een wrede dictatuur, de overwinning van de democratie, de gewonnen vrijheden en het samenkomen van een volk dat 40 jaar gescheiden leefde. Wat was de echte betekenis van de beweging in Duitsland 25 jaar geleden?

Aangepaste versie van een artikel door Tanja Niemeier van de Linkse Socialistische Partij ( België ) 

Ze hebben het over het einde van een wrede dictatuur, de overwinning van de democratie, de gewonnen vrijheden en het samenkomen van een volk dat 40 jaar gescheiden leefde. Ongetwijfeld zullen ze het ook hebben over de moed van de toenmalige DDR-bevolking om in opstand te komen en het bureaucratische regime ten val te brengen. De hereniging van Duitsland op kapitalistische basis zal klinken als het logische gevolg van deze – inderdaad moedige en indrukwekkende – massabeweging.

Voor de heersende klasse komt dit goed van pas nu de kapitalistische economie in een zware crisis verkeert. De gevolgen zijn inmiddels zichtbaar. Een groot deel van de arbeidende bevolking en de jongeren is er zich wel van bewust dat zij opdraaien voor deze kapitalistische crisis. De woede stijgt en zal leiden tot een legitimiteitscrisis van het systeem. Ook de stalinistische versie van het socialisme kende eind de jaren ’80 een zware legitimiteitscrisis. De bevolking wou meer democratie, meer vrijheid,… Maar wat is het alternatief? Zowel in 1989 als in 2014 is dit de centrale vraag.

“Het socialisme heeft gefaald”, “Marx is dood, Jezus leeft”. Deze uitspraken, die onmiddellijk na de val van de muur de ronde deden, hebben een stempel gedrukt op het bewustzijn van de internationale arbeidersklasse. De val van de Berlijnse Muur staat symbool voor de val van het socialisme (lees: stalinisme) in het algemeen. Het heeft de wereld veranderd. Het heeft geleid tot frustratie en demotivatie ter linkerzijde. Het heeft de koers naar rechts binnen de sociaaldemocratie en de vakbondsleiding versneld. Een correcte schets van deze gebeurtenissen is cruciaal voor iedereen die vandaag en morgen de zoektocht begint naar een economisch en ideologisch alternatief op het kapitalisme.

Glasnost en Perestroika

De protestbeweging die leidde tot de revolutionaire ontwikkelingen in de DDR van oktober 1989 tot januari/februari 1990 ontstond in een internationale context.

In de Oostbloklanden werkte de economie niet volgens de principes van de vrije markt, maar op basis van een geplande economie. De productiemiddelen waren niet in privé-handen, winstmaximalisatie was niet de drijfveer van de productie.

Openbaar vervoer, huisvesting, onderwijs, boeken, eten en zelfs speelgoed en bloemen werden goedkoop ter beschikking gesteld aan de bevolking. De bureaucratische planeconomie kende weinig directe inbreng, inspraak en controle van arbeiders en gebruikers. Alles werd centraal gepland. Het gebrek aan democratie leidde tot starre en bureaucratische planning, wat op zijn beurt leidde tot tekorten (zoals bvb wachttijden van 10 jaar voor een auto of 8 jaar voor een telefoon) en soms tot slechte kwaliteit van producten. In de jaren ‘80 ontwikkelde de bureaucratie in de meeste landen tot een totale rem op de planeconomie, werden de tekorten groter en daalde het BBP.

In 1985 kwam Michail Gorbatsjov aan de macht in de Sovjetunie. Zijn programma van Glasnost (opening) en Perestroika (hervorming) was in feite een eerste aanzet tot kapitalistische restauratie. Maar het werd door veel mensen als “een nieuwe frisse wind” ervaren. Er bestonden heel wat illusies in de verandering van koers in de Sovjetunie. Het tolereren van een zekere mate van publieke discussie had ook gevolgen in Oost-Duitsland.

Mensen durfden op café opeens openlijk kritisch te zijn. De kritiek ging vooral over het gebrek aan democratische rechten, de vrijheid om te reizen en bezorgdheid over de economische toestand. De eerste kleine protestacties vonden plaats. Meestal diende de kerk, die een speciaal statuut genoot, als “onderdak” voor de oppositie. De bureaucratie was alert en gebruikte repressie als wapen.

Ongenoegen komt tot uiting

In mei 1989 waren er twee belangrijke gebeurtenissen in de aanloop naar de revolutionaire massabeweging die later zou volgen.

Op 2 mei opende Hongarije zijn grens met Oostenrijk. Voor het eerst sinds lang bood dit ook de mogelijkheid om de DDR te verlaten zonder grote moeilijkheden.

Even belangrijk waren de gemeenteraadsverkiezingen van 7 mei. Aangezien er meer openlijk kritiek werd gegeven op het regime, wist de bevolking dat de reële steun voor het regime beperkt was. Weinigen hechtten enig geloof aan de officiële verkiezingsresultaten die stelden dat 98,77% van de kiezers voor de regeringskandidaten hadden gestemd. Het provoceerde een diepe woede en dezelfde avond nog trokken 1.500 mensen de straat op.

Ook elders komt het ongenoegen tot uiting. Op 4 juni eindigde de protestbeweging van Chinese studenten en arbeiders in het bloedbad op Tien An Men. Die gebeurtenissen werden wereldwijd gevolgd. In Oost-Duitsland kreeg Tien An Men een bitter nasmaak. Her regime keurde de repressie officieel goed. Neue Deutschland, het propagandablad van de bureaucratie, schreef: “het [de repressie] was een noodzakelijk antwoord op de oproer van een minderheid”. Het scenario van een gelijkaardig optreden tegen de beweging in eigen land leek een reële optie.

De Exodus – “wir wollen raus”

In augustus en september 1989 beslisten steeds meer mensen om de DDR via Hongarije en Tsjecho-Slowakije te verlaten. Eind september hadden reeds 25.000 mensen, waaronder veel jongeren, het land verlaten. In oktober volgden 57.000 anderen en in de eerste week van november liep het op tot 9.000 mensen per dag.

Dit bracht onvermijdelijk discussie met zich mee in de beweging. “Wat gaat er gebeuren als iedereen wegloopt? Gaat de economie in elkaar storten vanwege een gebrek aan arbeidskrachten? Wij willen niet weglopen. Dit is onze thuis. Maar we willen verandering. We willen dat er iets gebeurt.” Terwijl steeds meer mensen vertrokken, was er ook een toenemend aantal deelnemers aan de protestbetogingen.

De bureaucratie probeerde het tij nog te keren. In de eerste week van oktober waren er feestelijkheden om “40 jaar DDR” te vieren. Met een bombastisch feest moest de macht en de dominantie van de bureaucratie worden aangetoond. De betogingen aan de vooravond van het feest werden onderdrukt: 1.300 betogers werden opgepakt.

Maar ook binnen het regime ontstonden de eerste meningsverschillen. Er werd vol spanning uitgekeken naar de eerstvolgende, intussen de zesde, maandagbetoging in Leipzig. Daarbij kwamen er maar liefst 70.000 betogers op straat, de grootste mobilisatie tot dan toe. Het regime reageerde niet, ook niet met repressie. Dat werd op zich gezien als een overwinning en een teken van zwakte bij de bureaucratie. Het zelfvertrouwen nam toe en de beweging werd offensiever.
Erich Honecker, de toenmalige minister-president en de vertegenwoordiger bij uitstek van het regime, werd het eerste slachtoffer. Het regime offerde hem op in een poging om de beweging te kalmeren. Op 17 oktober nam hij ontslag wegens “gezondheidsredenen”.

Maandagbetogingen: “Wir bleiben hier – Wir sind das Volk”

De beweging liet zich echter niet zomaar kalmeren. Integendeel! De hoofdslogan was intussen aangepast tot “wij blijven hier” en “wij zijn het volk”. De maandagbetogingen bleven verder aangroeien. Op 9 oktober waren er 70.000 betogers, op 16 oktober 120.000, op 23 oktober 250.000 en op 30 oktober waren het er al 300.000. De beweging kende ook een geografische uitbreiding.

De massa’s betraden het politieke toneel en het regime vertoonde interne barsten. Dat zijn twee wezenlijke kenmerken van een revolutie. Op dat ogenblik was er geen enkele eis die wees op een verlangen naar een terugkeer van het kapitalisme of een eenmaking met het andere Duitse buurland.

De centrale eisen gingen over meer democratie, vrije verkiezingen en het einde van de in de grondwet gebetonneerde positie van de regimepartij SED (Sozialistische Einheitspartei Deutschlands). Op alle betogingen werd de Internationale gezongen. In een interview met BBC stelde Jens Reich, een leidinggevende figuur van het Neues Forum: “Volgens mij kan en zou de DDR als onafhankelijke eenheid binnen Europa moeten blijven bestaan. We zijn een socialistisch land en willen dit ook blijven. Natuurlijk zijn er hervormingen en veranderingen nodig, maar toch is de Duitse hereniging niet aan de orde. Ik denk niet dat dit realistisch of wenselijk zou zijn.”

“Dit is een socialistische betoging”

De doorbraak en het hoogtepunt van de revolutionaire beweging kwam er met een betoging op 4 november. Naargelang de bron waren er 500.000 tot 1 miljoen betogers in Berlijn. Ook deze betoging liet geen twijfel bestaan over het pro-socialistische karakter van de beweging. Het klopt dat er voor het eerst spandoeken waren met slogans als “Duitsland, Vaderland”, maar dat bleef geïsoleerd.

De betoging werd geopend met de slogan: “Dit is een socialistische betoging”. Eén van de sprekers was de schrijver Stefan Heym. Hij riep op om eindelijk te beginnen aan de uitbouw van het echte socialisme, een socialisme dat deze naam waardig was. Anderen hadden het over een socialisme met een menselijk gezicht.

Onder de sprekers waren er ook vertegenwoordigers van de SED, onder meer Gregor Gysi (die vandaag mee aan de leiding staat van Die Linke), die begrip toonden voor de betogingen en de eisen voor hervormingen. Deze sprekers vroegen tegelijk begrip voor de fel bekritiseerde opvolger van Honecker, Egon Krenz.

Opvallend op de betoging was dat niemand een terugkeer van het kapitalisme eiste. De spandoeken op de betoging benadrukten dit. Er waren verwijzingen naar de socialistische Oktoberrevolutie van 1917 in Rusland: “Lang lebe die Oktoberrevolution von 1989”, maar vooral veel eisen die bewust of onbewust een politieke revolutie eisten: “DDR – Direkte Demokratische Reformen”, “Weg met alle privileges”, “Privileges voor iedereen”, “Gebruik jullie macht – richt arbeidersraden op”, “Tegen monopoliesocialisme, Voor een democratisch socialisme”, “Vrije verkiezingen. Nu!”

Het regime was op dit ogenblik niet meer functioneel en stond volledig geïsoleerd in de samenleving. De macht lag op straat. Beslissende en concrete eisen op deze betoging hadden het begin kunnen vormen om een programma van politieke revolutie in de praktijk om te zetten. Helaas riepen de sprekers op het einde van de betoging alleen op om naar huis te gaan en bepaalde metro- en tramstations te mijden om zo de overlast te beperken.

De betoging van 4 november toonde de sterktes en de zwaktes van de revolutie aan. De beweging was in staat om de massa´s te mobiliseren en het oude regime te doen wankelen. De massa´s voelden hun eigen kracht en kregen zelfvertrouwen. Het karakter van de beweging was spontaan, de organisatiestructuur los. Geen enkele van de grotere oppositiestructuren had een duidelijk programma en strategie om de eis van “een humaan en democratisch” socialisme in de praktijk om te zetten. De zelforganisatie van de mensen om het dagelijkse leven in hun bedrijven, school, universiteit, wijk,… zelf in handen te nemen door raden op te richten, bleef abstract. Waar er raden of comités ontstonden, was er meestal een gebrek aan coördinatie om deze op nationaal niveau te laten functioneren. Een echte machtsstructuur die de oude structuren kon vervangen ontstond niet. Dit had zware gevolgen voor het resultaat van de revolutie.

De Muur valt

De betoging van 4 november was een echt machtsvertoon van de massa´s. De oppositie werd officieel erkend en er werden verkiezingen uitgeroepen voor mei 1990. Onder druk van de betoging werd het onmogelijke mogelijk. Op 9 november dwong de Oost-Duitse bevolking de vrijheid van reizen af. De Berlijnse Muur viel.

Tussen 9 en 19 november bezochten 9 miljoen mensen (bijna de helft van de inwoners van de DDR) West-Duitsland of West-Berlijn. Slechts 50.000 kozen ervoor om niet terug te keren. In een opiniepeiling gaf 87% van de bevraagden aan dat ze in de DDR wilden blijven wonen.

De West-Duitse regering en de kapitalistische elite hadden de gebeurtenissen aandachtig geobserveerd. Op 22 augustus stelde de toenmalige CDU-kanselier Helmut Kohl dat hij geen belang had bij onstabiliteit in Oost-Duitsland. Vanaf november kwam de West-Duitse regering wel naar voor met het idee van kapitalistische hereniging. Er werd immers gevreesd dat een socialistische massamobilisatie in het Oosten ook gevolgen zou hebben voor het bewustzijn van de arbeidersklasse in het Westen.

Ronde Tafels

De SED-bureaucratie was volledig verzwakt en stond geïsoleerd, maar ook de zwakte van de oppositie kwam tot uiting. Ondanks alle kritiek op het regime verklaarde de grootse oppositiestructuur Neues Forum : “(…) het is niet goed als de SED ten onder gaat. Het Neues Forum is niet in staat om de regering over te nemen, daarom is het best dat de regering eindelijk samen werkt met de oppositie”.

Zo ontstonden de ronde tafels. Deze hielpen het regime om te overleven op een ogenblik dat de afkeer bij de bevolking tegen dit regime enkel maar toenam. Dat werd versterkt door het einde van de censuur, waardoor tot dan toe geheim gehouden feiten aan het licht kwamen over onder meer de levensstandaard van de elite of de omvang van de afluister- en verkliktechnieken van de Stasi (staatsveiligheid).

De arbeidersklasse

De eis “Weg met het regime, weg met de SED” werd een vast punt van de demonstraties. De woede over de decadente levensstijl van de elite zorgde ervoor dat de rol van de arbeidersklasse als georganiseerde kracht veranderde. Tot dan toe waren er vooral avond- en weekendbetogingen. De arbeiders waren massaal aanwezig, maar zagen de acties als iets voor ’s avonds terwijl overdag werd gewerkt.

Die houding was een uitdrukking van het bewustzijn van de arbeiders. Ondanks alle kritiek bestond er een loyaliteit en een verantwoordelijkheidsgevoel tegenover de economische productie. Omdat er geen privé-eigendom bestond, zouden stakingen alleen maar de eigen bevolking treffen. Op een moment dat de economie moeilijkheden kende en met een tekort aan arbeidskrachten kampte, zou dit bijzonder hard aankomen.

De bekendmaking van de enorme verspilling van middelen door de elite, die een vergelijkbare levensstandaard kende als de hebzuchtige kapitalistenklasse, was een klap in het gezicht. De arbeiders gingen nu wel over tot stakingsacties om het regime verder te destabiliseren.

Er werden discussies opgezet over de nood aan een nieuwe, democratische en strijdbare vakbond. Er werd een algemene staking aangekondigd voor 11 december, maar deze vond nooit plaats. Zowel regering als oppositie spraken zich uit tegen een algemene staking. Een algemene staking had een breed en open debat op nationaal niveau kunnen uitlokken onder arbeiders van verschillende bedrijven. Het had een begin kunnen vormen van de democratisering van de planning en de productie. Het gebrek aan een consequente leiding zorgde er evenwel voor dat het pro-kapitalistische kamp van de situatie kon profiteren.

Het begin van de contrarevolutie

De aarzelende houding van de oppositiebeweging en het blijven vasthouden aan de ronde tafel gesprekken, zorgde ervoor dat de West-Duitse regering van Kohl zich kon profileren als de meest consequente tegenstander van het DDR-regime. Dat leidde tot een toename van het aantal Duitse vlaggen op de betogingen. Ook de eis naar een hereniging met West-Duitsland werd prominenter.

Op de ronde tafel van eind september werd bekend gemaakt dat 59.000 van de oorspronkelijk 85.000 Stasi-werknemers nog steeds in dienst waren en dat het centraal computersysteem nog steeds in gebruik was. Dat leidde tot grote betogingen en een bestorming van de gebouwen van de Stasi. Deze gebeurtenissen verdiepten verder de haat tegenover het regime. De hoofdvijand bleef echter de bureaucratische elite. Op de volgende betogingen werden spandoeken meegedragen die de intussen tot PDS (Partei des Democratisches Sozialismus) vervelde SED omschrijven als “Partei der Stalinisten”, “Partei der Stasi” of als “Priviligien, Dominanz, Stagnation”.

Om de gemoederen te bedaren en ook uit schrik voor een dreigende algemene staking werd beslist om de verkiezingen te vervroegen naar 18 maart. Onder druk van een verslechterende economische situatie zagen de oppositiegroepen geen alternatief op de invoering van kapitalistische elementen in de economie. De verkiezingen zorgden voor een onverwacht sterke overwinning van de door Kohl opgerichte Alliantie voor Duitsland. Die haalde 42,8%. De PDS kreeg nog 16,4% van de stemmen.

Dit resultaat en de propaganda vanuit de West-Duitse elite waarin een sociale markteconomie werd beloofd, openden de deuren voor een hereniging van Duitsland op kapitalistische basis op 3 oktober 1990.

25 jaar later is voor de overgrote meerderheid van Oost-Duitsers duidelijk dat de beloofde “bloeiende landschappen” er niet meer zullen komen. Een jaar na de hereniging was de werkloosheid al gestegen van 7,2% tot 30%. Er kan snel een balans worden opgemaakt van wie won en wie verloor door de hereniging.

De Oost-Duitse arbeidersklasse houdt na 25 jaar ervaring met het kapitalisme nog altijd goede herinneringen over aan de positieve elementen van de geplande economie. In september 2005 bracht Der Spiegel een opvallende opiniepeiling. Daaruit bleek onder meer dat 73% van de ondervraagde Oost-Duitsers “de kritiek van Karl Marx op het kapitalisme vandaag nog steeds zinvol vindt” en dat 66% “het socialisme een goed idee vindt dat in het verleden echter fout is uitgevoerd”. Daarom doet de kapitalistische media in Duitsland alles om het socialisme vooral met het SED stalinisme gelijk te schakelen. Wie voor socialisme strijdt, wordt als snel met Erich Honecker en zijn DDR vergeleken. Allemaal om de massa's weg te houden van het enigste alternatief op de neoliberale dictatuur!



Massaprotesten in de DDR. Niet voor kapitalisme of 
neoliberalisme, maar voor vrijheid van meningsuiting!

Strijd, Solidariteit, Socialisme

Strijd, Solidariteit, Socialisme